‘Het was vanzelfsprekend dat ik voor Amicitia VMC ging voetballen, omdat al mijn straatvoetbalvriendjes daar speelden. Maar het was wel een half uur fietsen, terwijl VVK nog geen tien minuten lopen was’, opent Masker lachend. De keuze voor Amicitia VMC had puur met zijn geloofsachtergrond te maken. Hij werd katholiek opgevoed en dat had grote invloed op zijn jeugd. ‘Want dan ga je ook naar een katholieke school en huren je ouders een woning van een katholieke woningcorporatie. En ga je voetballen bij een katholieke club. Dat werd dus Amicitia, en niet de club om de hoek. Heel fanatiek katholiek waren we nu ook weer niet, want we gingen al vrij snel niet meer naar de kerk.’
Paplepel
Masker kreeg het voetbalvirus met de paplepel ingegoten. ‘Mijn vader was supporter van GVAV, de voorloper van FC Groningen. Hij had daar zelf ook in de jeugd gevoetbald, met onder anderen de latere international Otto Roffel. Mijn grootouders woonden aan de Nachtegaalstraat, één van de vier straten die het Oosterpark omzoomt. Als mijn vader en moeder naar het Oosterparkstadion gingen, werd ik bij opa en oma gedropt. Ik zag altijd die massa’s mensen naar het stadion lopen en hoorde vaak gejuich. Dat vond ik reuze interessant. Toen ik een jaar of vijf was, wilde ik per se mee. Mijn vader was een kritisch supporter. Eentje die de kwaliteit van het spel net zo belangrijk vond als het resultaat. Hij kon ontevreden zijn na een 1-0 overwinning en tevreden na een 2-1 nederlaag. Achteraf een prima rolmodel voor een latere voetbaljournalist.’
Einde straatvoetbal
Masker werd pas op zijn twaalfde lid van Amicitia. Daarvoor voetbalde hij louter op straat. ‘Dat kon in de jaren zestig nog. Auto’s waren in die tijd al geen bezienswaardigheid meer, maar lang niet iedereen had er eentje. Toen ik naar de middelbare school ging, schoot het straatvoetbal erbij in, vandaar dat ik bij een club ging voetballen.’ Maar wat is er nou zo kenmerkend aan Amicitia? ‘Het is een hele gemoedelijke en gezellige club, met van oudsher een grote aantrekkingskracht op studenten’, stelt Masker. ‘Om lid te worden hoefde je niet kerkelijk te zijn, maar onze elftallen hoefden van de KNVB op zondag nooit voor twaalf uur te voetballen vanwege het vermeende kerkbezoek. Een heel aantrekkelijk gegeven voor ‘doorzakkers’. Bijkomend voordeel van Amicitia was dat ook nog eens alles veel beter georganiseerd was dan bij de studentenclubs. Bij Forward was alleen de biervoorraad op orde. Ik heb het meegemaakt dat een clubscheidsrechter van hen in de stromende regen met een paraplu op de wedstrijd wilde leiden. Een fluit had hij dan weer niet bij zich.’
Onze teams hoefden op zondag nooit voor twaalf uur te voetballen vanwege het vermeende kerkbezoek
Doen alsof je goed bent
Als amateurvoetballer bestreek Masker de hele linkerkant. ‘In mijn laatste Amicitia-jaren stond ik vaak linksback, omdat we daarvoor niemand anders hadden. Eerder stond ik vaak linkshalf en helemaal in het begin van m’n carrière linksbinnen. Ken je dat? Onze coach hield niet van moderne tactische fratsen, hij speelde nog het ouderwetse stopperspilsysteem: twee backs, drie middenvelders en vijf aanvallers. Klinkt best aanvallend en ingenieus, hè? Maar ach, je ging uiteindelijk gewoon maar bij iemand staan, anders stonden er bij de tegenstander wel heel veel mensen vrij’, zegt Masker lachend. ‘Trouwens, als je nu naar tv-beelden van toen kijkt, denk je meteen: hé, maar die dekt helemaal niemand!’ Over zijn eigen voetbalkwaliteiten is de Groninger uitgesproken: ‘Ik was technisch redelijk vaardig, maar zeker geen groot talent. Ik kon wel de indruk wekken dat ik eigenlijk best goed was. Dan speelde ik weer eens waardeloos, maar gooide ik er op het laatst nog een paar mooie acties uit. Af en toe speelde ik ook wel eens een goede wedstrijd. Speelde ik in het vijfde en kreeg ik van de tegenstander te horen dat je wel kon zien dat ik jaren in het eerste had gespeeld.’
Eerbetoon
Maskers ouders waren ook bij Amicitia betrokken. ‘Mijn vader begon als jeugdleider en werd later secretaris. Mijn moeder draaide geregeld kantinediensten. Toen mijn vader de A1 coachte, zou ik ook in dat team komen. Maar ik was lang niet de beste en wilde niet dat anderen zouden zeggen dat ik werd voorgetrokken. Ik speelde dan ook liever in een lager team.’ Wim vertelt hoe zijn vader en moeder vele jaren lang van alles deden voor de club, maar ook hoe daar op een gegeven moment een eind aan kwam. ‘Mijn moeder kreeg vroeg alzheimer en daardoor stopte mijn vader ook bij de club. Zijn zorg ging volledig uit naar mijn moeder uit, logisch natuurlijk. Dat was begin jaren negentig. Als eerbetoon werd het talud tussen het hoofd- en bijveld vernoemd naar mijn vader, inclusief naambordje. Het hangt er nu nog.’
Arsenal-shirts in Engelbert
Masker was in zijn amateurvoetbaljaren op zijn plek op Coendersborg. ‘Ik vond onze shirts ook mooi, rood met witte mouwen en rode manchetten, net als die van Arsenal. Een teamgenoot was eens op vakantie geweest in Londen en had toen vijftien Arsenal-shirts meegenomen, voor het hele team. Een week later in Engelbert keken de spelers van de tegenstander vreemd op toen we daarin het veld opkwamen. ‘Wat is dat op joen sjúrt?’, wezen ze dan naar die kanonnen op het logo van Arsenal. De hele wedstrijd bleef dat ons achtervolgen. ,,Ze vuren kanonskogels af!”, werd steeds achter ons doel geroepen. Prachtig. Overigens vond ik onze kousen, rood met witte omslag, weer niet mooi. Dus ik speelde altijd met witte sokken. Niemand die daar problemen mee had.’
Roerloos op de grond
Masker kende hoogte- en dieptepunten bij Amicitia. In die laatste categorie valt een wedstrijd die hij nooit meer zal vergeten. ‘We speelden op een bevroren veld in Haren. Ik was aanvoerder en maakte voor de wedstrijd een praatje met een oudere speler van de tegenstander. Onstwedder heette hij’, weet Masker zich te herinneren. ‘Vlak voor het einde van de wedstrijd lag diezelfde man ineens roerloos op de grond. Hartaanval. De komst van een arts mocht niet meer baten.’ Aangeslagen braken Masker en zijn teamgenoten de wedstrijd af, om hun weg te vervolgen naar het Oosterparkstadion, waar de wedstrijd van FC Groningen al was begonnen. ‘We waren net binnen, of er werd omgeroepen of de heer Onstwedder zich wilde melden bij de infobalie. Dat was dus waarschijnlijk een zoon die te horen kreeg wat wij al wisten: zijn vader was die middag overleden. Dat heeft me ontzettend geraakt’, vertelt hij.
Het ging in de kleedkamer alleen maar over zuipen en geile meiden
Verkeerde keuze
Ondanks zijn liefde voor topvoetbal heeft Masker zelf nooit een profvoetbaldroom gehad. ‘Daarvoor was ik lang niet goed genoeg. Misschien had er meer ingezeten als ik meer had getraind, maar dat deed in na m’n zestiende bijna nooit meer’, zegt hij. Toch trok hij wekelijks met plezier zijn voetbalschoenen aan. ‘Zelfs nog toen al mijn vrienden al waren gestopt met voetballen. Ik ging door, maar dat was achteraf geen goede keuze. Ik was al ver in de dertig en kwam in een nieuw vriendenteam terecht. Prima jongens, die overkwamen van The Knickerbockers. Het ging in de kleedkamer alleen maar over zuipen en geile meiden’, lacht Masker. Ik had toen al twee kleine kinderen.’ Na dat seizoen besloot hij zijn voetbalschoenen ook maar in de wilgen te hangen. ‘Als je in een seizoen steeds vaker hoopt dat je eigen wedstrijd wordt afgelast, is dat al een veeg teken dat je beter kunt stoppen. En soms waren er zaterdagen dat ik alleen maar hoefde te vlaggen. Als ik ergens een hekel had, was het wel vlaggen. Wat ook meespeelde, was dat ik mijn werk als sportjournalist steeds minder goed met zelf voetballen kon combineren. Maar al met al heb ik 25 jaar met bijzonder veel plezier bij Amicitia gevoetbald. Ik kan iedereen die club aanbevelen.’