Het is een begroeting waarin we zowel ‘welkom’ als ‘wie zijn jullie en wat doen jullie hier?’ horen klinken, maar na onze liefde-voor-de-kleine-dorpsclubs-uitleg, heet de vrijwilliger van Buinerveen ons van harte welkom. Hij opent de kantine, neemt de complete historie van de club met ons door en geeft zelfs een kijkje in de keuken. Letterlijk, want opeens staan we op de plek van waaruit de Buuner gehaktballen en tosti’s geserveerd worden. ‘Als je hier speciaal naartoe rijdt om een kijkje te nemen, dan krijg je de volle mep hoor’, lacht de vrijwilliger.
Als wij een kijkje hebben genomen op de velden achter de kantine en uiteraard de hoofdtribune – voor riant woonplezier, aldus een reclametekst op de gevel – hebben getest, lopen we weer terug naar clubgebouw De Schaokel. Als we de vrijwilliger overladen met complimenten voor zo’n uitstekend onderhouden accommodatie voor een (nu nog) vijfdeklasser, wordt de man plots een beetje emotioneel, als hij uitlegt dat er gemeentelijke plannen zijn om Buinerveen in de toekomst te laten fuseren met een omliggende vereniging. ‘Daar snap je toch niks van?’, zegt hij. Wij kunnen het er alleen maar mee eens zijn. Als we het sportpark verlaten, worden we enthousiast uitgezwaaid. ‘Volgende keer even van tevoren bellen, dan zet ik koffie’, krijgen we nog als tip mee.