Wél speelde voetbalminnend Gieten in de beginjaren op geprepareerden heidegronden bij het Zwanemeerbos, Boekweitenveentje en het Domineesbossie. Die namen zouden in een voetbalpoëzieboek niet misstaan. Tegenwoordig beschikt de zondag-derdeklasser over een voor amateurvoetbalbegrippen luxe onderkomen. Eentje met natuur- en kunstgrasvelden, maar vooral de hagelnieuwe tribune is een mooie blikvanger. Als we met z’n vijven tegelijkertijd over de reling hangen en naar het veld staren, zwijmel je al bijna weg. En dan wordt er nog niet eens tegen een bal getrapt.
De flamboyante dug-outs op één van de bijvelden zijn zeker een plusje waard, net als de mooie doorkijkjes tussen de struiken.
Als we naar de achterkant van De Goorns lopen, worden we niet minder vrolijk. Integendeel. De flamboyante dug-outs op één van de bijvelden zijn zeker een plusje waard, net als de mooie doorkijkjes tussen de struiken. Sterker nog, als we het hele sportpark analyseren, mag je Gieten best als grote club beschouwen. Het mooie is bovendien dat Gieten altijd in één adem genoemd zal blijven worden met de tuingronden waarop de club ooit gestalte kreeg. Is het niet vanwege de accommodatienaam, dan wel vanwege de toepasselijke achternamen van de Gieter selectiespelers Van der Heijde, Van der Weide en Modderman. Waarvan akte.