Als wij het sportpark betreden maakt een vrijwilliger, gehuld in een onmiskenbare outfit van de Berltsumers, net aanstalten om te vertrekken. Met een vragende blik kijkt hij ons aan, maar we kunnen gelukkig gewoon onze gang gaan. En als we een rondje op de Koekoek maken, valt vooral de mooie veranda van de kantine op. ‘Lekker in de zon naar een potje voetbal kijken, de plaatselijke aanhang heeft hier weinig te klagen’, merken we op. Niet dat wij wel met de neus in de boter vallen, want zoals al deze gehele Friese roadtrip is het ook in Berlikum kletsnat. Maar wij voelen ons op elk sportcomplex thuis, weer of geen weer.
Rest de vraag of we we bij SC Berlikum nou op bezoek zijn in een dorp of een stad. Het blijft een eeuwige discussie, waarbij de chauvinistische Berltsumer de discussie natuurlijk graag in stedelijk voordeel beslist. Daar doen wij vrolijk aan mee, want elf Friese steden vinden wij niet voldoende. Op het voetbalveld is de twaalfde man immers ook doorslaggevend. Na die conclusie verlaten wij de Koekoek tevreden en genieten we van de ondergaande zon. Althans, dat denken we. Het blijkt een reep licht te zijn uit de aangrenzende kassen aan de Koekoekslaan. ‘Voor de eigenaar te hopen dat de ballen een beetje binnen het sportpark blijven.’