Zo’n heerlijk ouderwets mededelingenbord, een terreinmeester die niet te beroerd is om het trainingsveld met een onorthodoxe krijtlijn te scheiden van het terras, en dug-outs met een eigen naam: als we een Over de Bal-keurmerk hadden, kreeg VIOD moeiteloos één op de kantinedeur geplakt. Al betwijfelen we of de vrijwilliger van dienst dat op prijs had gesteld. Driftig komt hij naar buiten gestormd om te vragen wat wij komen doen. Als ‘reclame voor de club maken’ ons antwoord is, verschijnt er al snel een glimlach op z’n gezicht. ‘Dan is ‘t goed’, klinkt het, en wij vervolgen onze weg naar het hoofd- en het bijveld.
De velden zijn wat zompig, maar daar hoor je ons met geen onvertogen woord over praten. VIOD is tot onze grote tevredenheid nog kunstgrasloos. En wij zijn nog van het klootjesvolk dat zoiets juist toejuicht. Als één van de Over de Bal-leden per se een foto wil schieten vanaf een akker en daarvoor een houten plank over een sloot moet trotseren, dreigt er nog even een nat pak. Maar het avontuur loopt goed af. De vrijwilliger moet lachen als het toch was misgegaan. ‘Maar dan scheelt het dat je hier bent. VIOD is een heel warme club’, zegt hij lachend.