Want volgens een volksverhaal hebben bewoners van het verderop gelegen Oldeboorn in het verleden een heuse strijd met Tzum gevoerd om de kerk met de hoogste toren. De Oldeboorners wilden de hoogste toren van Friesland, wat betekende dat hun toren hoger moest worden dan die in Tzum. Daarom reisden twee mannen naar Tzum om te bepalen hoe hoog die toren was. Ze beklommen de toren en maten de hoogte met een touw. Daarna bleven ze in de plaatselijke herberg overnachten. Terwijl ze sliepen werd door iemand uit Tzum een flink stuk van het touw afgesneden, met als gevolg dat dat de toren van Oldeboorn lager werd dan die van Tzum. De inwoners van Oldeboorn worden sindsdien tuorkemjitters (torenmeters) genoemd en die van Tzum lyntsjesnijers (lijntjesnijders).
Als wij bij It Lyntsjepark zijn aangekomen, constateren we tot onze droefenis dat er geen doelnetten in de goals hangen. ‘Hopelijk zijn die er niet afgesneden’, wordt er gegrapt. Eén hoofdveld, één trainingsveld; het recept voor een eenvoudig voetbalonderkomen is soms doodsimpel. Op het paadje tussen beide velden door, maakt een moeder een wandeling met haar kinderen. Onze blik wendt af naar de kantine, waar een bescheiden bokaal de vensterbank siert. ‘Misschien wel de grootste prijs uit de clubhistorie’, roept één van ons. Na een uitgebreide blik door het raam, weten wij het meteen. Dit is dé plek om na een wedstrijdje zwoegen in de modder goede volksverhalen te blijven oprakelen.