Bij de kantine, waar ook de harde kern van de Wagenborger Boys een plek heeft, worden we verwelkomd door vrijwilliger Klaas, die druk bezig is om de kantine weer spic en span te maken. Trots vertelt hij ons over de traditionele oefenwedstrijden die wijlen SC Veendam altijd in Wagenborgen speelde. Voetbalrelikwieën van de Veenkoloniale trots in de kantine zijn daar stille getuigen van. Hoewel Klaas eigenlijk voor het middageten naar huis moet – “m’n vrouw heeft het eten klaar en die laat ik liever niet wachten” – zit er toch nog een vluchtige rondleiding in. Dat het voormalige hoofdveld van Wagenborger Boys voor veel plaatselijke spelers nog altijd de voorkeur heeft op wedstrijddagen, snapt hij wel: “Voetballen doe je op echt gras.”
Als we afscheid nemen van Klaas, zodat-ie thuis geen ruzie krijgt, bestuderen we het voormalige hoofdveld nog even op eigen houtje. Naast dit veld vinden we het echte voetbalgeluk terug. Doelen overwoekerd door de bosjes in de passage tussen beide velden, doorkijkjes, stenen dug-outs, doelnetten die gespannen zijn aan palen en zelfs paarden als toeschouwers: voor ons hoeft een veld niet als hoofdveld te worden bestempeld om toch als hoofdveld te dienen. Maar als we dan toch voor één ding mogen pleiten, moet de harde kern zich eigenlijk aan de andere kant van de kantine vestigen. Want zoals Klaas al zei: écht voetballen doe je op natuurgras.